Jurist en AEF'er Wybrand: ‘Je moet kunnen vertrouwen op een objectieve set regels’
Wybrand van der Meulen wilde rechter worden om geschillen te beslechten met objectieve regels. Hij werd jurist, promoveerde en werd adviseur. Bij AEF probeert hij zijn collega’s het belang van wet- en regelgeving mee te geven. ‘Als je de wetten loslaat, krijg je in de uitvoering problemen.'
Het voorkomen van conflicten
‘Vroeger wilde ik rechter worden. Op school had ik soms de rol van ‘blauwhelm’. Ik wilde conflicten oplossen door objectieve regels te hanteren waar iedereen het wél over eens kan zijn. Dat is het mooie van regels: ze bieden de mogelijkheid om het met elkaar oneens te zijn. Zonder daar heel persoonlijk ruzie over te hoeven maken.
Op school dachten ze dat ik de politiek in zou gaan. Mijn interesse lag toen al bij vragen als: hoe functioneert de samenleving? Hoe organiseren we onszelf? En hoe functioneert de overheid? Maar de politiek is juist een wereld waarin het objectieve, overstijgende perspectief ver te zoeken is. Mij gaat het erom te zoeken naar wat we met z’n allen rechtvaardig vinden, naar een systematisch perspectief dat uitgaat van een bepaalde objectiviteit.
Ik ben de eerste uit mijn familie die Rechten is gaan studeren, maar bij ons thuis ging het ging veel over politiek. Mijn ouders waren allebei actief in de kerk, ze wilden een vangnet bieden voor mensen die door de overheid niet worden gezien. Mijn moeder werkte ook met gehandicapte kinderen. Ik heb vroeg meegekregen dat er groepen in de samenleving zijn die niet als vanzelfsprekend meekomen. Dat heeft mijn denken over maatschappelijke vraagstukken en mijn perspectief op de wereld zeker beïnvloed.
Tijdens mijn studie kwam ik erachter dat ik niet zozeer het ‘incidentele’ leuk vond; ik wilde niet achteráf ruzies oplossen, maar de vraag beantwoorden hoe we conflicten vooraf kunnen voorkomen.’ Lachend: ‘Daarom is het maar goed dat ik geen rechter ben geworden, maar adviseur.’
Een gouden driehoek: wetgeving, beleid en uitvoering
‘Afgelopen zomer heb ik aan de Rijksuniversiteit Groningen mijn proefschrift ‘De meldingsplicht gereguleerd’ verdedigd. De meldingsplicht is ingevoerd om een (kleine) activiteit te kunnen ‘melden’ in plaats van een vergunning te moeten aanvragen via een ingewikkelde procedure. Bijvoorbeeld: een barbecue met de buurt, een demonstratie op het Malieveld of het omhakken van een boom in de tuin.
Met de meldingsplicht als voorbeeld leg ik in mijn proefschrift uit hoe belangrijk de driehoek ‘wetgeving, beleid en uitvoering’ is. Bij de meldingsplicht lopen de formele regelgeving aan de ene kant en het beleid aan de andere kant vaak uit elkaar. Dan staat er in de wet bijvoorbeeld nog steeds dat er toestemming nodig is van de overheid om een activiteit of evenement te mogen uitvoeren. Terwijl het idee van de meldingsplicht juist is dat je daarvoor geen toestemming meer nodig hebt.
Waarom is dat een probleem? Allereerst omdat het aan de kant van de uitvoering verwarring oplevert. Want volg je als ambtenaar de regel, of het doel van de wet? Ook voor de burger levert het een onduidelijke en onvoorspelbare situatie op. Bovendien ontstaat er onbedoelde willekeur: in de ene gemeente is een melding voldoende, terwijl je in de andere moet wachten op toestemming. Maar het grootste struikelblok is dat er een probleem ontstaat in geval van conflict. Want bij een ‘melding’ ligt er geen formeel besluit om aan te vechten. Maar de rechter kijkt wél naar de letter van de wet.’
Fake News
'In een democratische rechtstaat geldt de afspraak dat de wet prevaleert. Als je die objectieve en fundamentele basis, die onze volksvertegenwoordiging vaststelt, niet meer kunt vertrouwen, dan kun je nergens meer op terugvallen. Dan kan elke bestuurder ingrijpend veranderen wat burgers wel en niet mogen. Of wat de overheid mag, kan en wil. Dat is niet werkbaar. Om diezelfde reden vind ik fake news zo gevaarlijk. Als je het over de fundamentele dingen niet meer eens bent, dan kun je ruzies niet meer oplossen. Uitgaan van een objectieve set regels is essentieel, voor ons allemaal.
Tegelijkertijd kan de invulling van wat dat fundamentele is wel degelijk van kleur veranderen. Ook wetten zijn uiteindelijk afspraken die we met elkaar maken over waar we samen naartoe willen. En mijn maatstaf is misschien niet de jouwe. Zelfs mijn kijk op wat objectiviteit betekent, is geen universele blik. De laatste tijd vraag ik me weleens af: waar is mijn eigen wereldbeeld eigenlijk op gebaseerd? Ik snap soms weinig van mijn vrienden die in een andere ‘bubbel’ verkeren dan ik, maar zij snappen net zo goed weinig van hoe ik denk. Dat vind ik een confronterende spiegel voor mijn eigen ‘waarheden’. Waarom denk ik zoals ik denk over bepaalde dingen? Waar komen die voor mij zo vanzelfsprekende ‘waarheden’ vandaan?’
Jurist in de advieswereld
‘Als jurist ben ik opgeleid om achteraf de regels toe te passen en daarmee problemen op te lossen. Bij AEF wil ik juist vóóraf betrokken zijn bij een project, om te voorkomen dat er überhaupt een juridisch probleem ontstaat. Ik kan wel achteraf zeggen dat de aanbevelingen van mijn collega’s buiten de kaders van de wet vallen, maar dan moeten ze weer opnieuw beginnen. Juist aan het begin van een onderzoek is mijn rol daarom belangrijk: ik geef de juridische kaders aan en leg uit waar de ruimte ligt. Ik denk mee, al vroeg in het proces. Meestal wordt mijn rol daarna kleiner, omdat adviseurs de juridische context dan kennen en weten welke marge ze wel en niet hebben.’ Lachend: ‘Idealiter maak ik mezelf aan het begin van elk project overbodig voor het vervolg.’